Deze testen hebben de 'selectie' als doel. Ze bestaan uit twee delen:
1) de karaktertesten (eigen en kenmerkend karakter van de boxer)
2) de morfologische testen (schoonheid)
* De hond moet in de karaktertesten zijn geslaagd om te mogen deelnemen aan de morfologische test.
* De hond kan maximaal tweemaal deel nemen aan de karaktertesten en slechts één maal aan de morfologische test .
- Gestelde voorwaarden tot deelname aan de selectietesten:
1. Een stamboom K.M.S.H., A.L.S.H. of van een andere aangesloten federatie bezitten.
2. Op de dag van de proef minstens één jaar en maximaal 6 jaar oud zijn.
3. Geïdentificeerd zijn (na te gaan bij het einde van de twee testen).
4. In het bezit zijn een Belgisch certificaat van heupdysplasie.
5. Eigendom zijn van een Belgische fokkerij (of eigenaar).
6. Voor zover de Belgische reglementering dit toelaat en hierop worden geen uitzonderingen gemaakt, getoiletteerd zijn.
7. De reuen moeten twee ingedaalde teelballen bezitten.
- Gestelde voorwaarden tot inrichting van de selectie:
1. Beschikken over een terrein van 50 x 50 m; zoniet moeten de tegenover elkaar liggende zijden minstens 50 m lang zijn. Dit terrein moet van een omheining voorzien zijn.
2. Het kostuum zal bestaan uit een broek in leder, een beschermmouw (G.H.P.-reglement), een stok, een 6 mm revolver, een commissaris en gebeurlijk een helper.
3. Een schuilhok met bij voorkeur een schutting; geplaatst met een zijde op minstens 40 m van de rand van het terrein.
4. Gedurende de oefeningen mag zich geen enkele andere hond op het terrein of in de nabijheid van het terrein bevinden.
A. KARAKTERTESTEN:
::Oefening 1::
De hond wordt aangelijnd voorgebracht. Aangelijnd stappen over een afstand van minstens 30 m, een halve draai maken, terugkeren waarbij er twee haakse richtingsveranderingen plaatsvinden: éénmaal naar de ene kant, éénmaal naar de andere kant toe.
Tijdens deze oefening zal de ringcommissaris of de keurmeester twee revolverschoten lossen: het eerste achter de rug van de hond, als deze ongeveer halfweg is en dus op ongeveer 20 m afstand; het tweede in het gezichtsveld van de hond, bij het terugkeren op 15 m afstand.
Beoordeling van de oefening:
De volgzaamheid zal tijdens het stappen aanwijzend maar niet beslissend zijn. De hond moet volgen zonder te trekken of zich te laten trekken. Bij de richtingsverandering is het niet noodzakelijk dat hij de hoeken haaks maakt of dicht bij de geleider blijft. Helemaal anders is het niet bij de weerstand tegen de revolverschoten. De hond die wat benauwd is, zal een weinig verder opnieuw getest worden; op die plaats zal de keurmeester meerdere schoten lossen, volgens de noodwendigheid.
Als blijkt dat de hond werkelijk bang is voor het schot zal hij worden uitgesloten.
::Oefening 2::
De pakwerker zal zich op 30 m afstand verbergen achter de hindernis (eerder een schutting dan een schuilplaats). De geleider geeft zijn hond aan de commissaris, die hem zal vasthouden aan de halsband.
De geleider begeeft zich naar de plaats waar de pakwerker zich bevindt. Wanneer de geleider ter hoogte van de pakwerker is gekomen, zal deze laatste armenzwaaiend de geleider aanvallen, hem dadelijk vastgrijpen. Op dit moment wordt de hond losgelaten, die zich dadelijk naar zijn baas moet begeven. De hond moet onmiddellijk bijten en mag niet loslaten.
Vanaf het ogenblik dat de pakwerker naar de geleider toegaat, mag deze zijn hond aanmoedigen en dat blijven doen gedurende de oefening.
Als de hond tot bij de pakwerker, door wie de geleider is vastgegrepen, gekomen is, zal deze de geleider achterover en op zijn zijde doen vallen en armzwaaiend naar de hond toegaan. De hond moet dadelijk bijten en mag niet loslaten. Van zodra hij toch loslaat moet hij onmiddellijk opnieuw bijten. Nu is het ogenblik waarop de pakwerker twee flinke stokslagen op de schoft zal geven (momenteel moeten de slagen niet noodzakelijk gegeven worden; de keurmeesters zullen terzake volgens de gesteldheid van de hond een beslissing nemen). Gedurende deze oefening blijft de pakwerker in beweging, hij vecht verder terwijl de hond hem vast heeft.
Wanneer het signaal ertoe gegeven wordt, gaat de geleider zijn hond halen, neemt hem bij de halsband en lijnt hem aan.
Beoordeling van deze oefening:
De hond mag zich tegenover de commissaris niet agressief opstellen. De hond moet zich dadelijk naar de pakwerker begeven. Zodra hij zijn hond aan de commissaris heeft toevertrouwd mag de geleider zijn hond aanmoedigen. De hond moet zonder verwijl bijten en blijven vasthouden (bij eventueel lossen moet hij onmiddellijk opnieuw bijten en deze keer ZONDER DE MINSTE AARZELING, in dit geval zal de hond geen strafpunten oplopen).
Bij de stokslagen mag de hond niet lossen.
De hond mag noch brutaal noch agressief optreden; hij mag enkel blijk geven van moed en kracht. Hij moet geen ervaring tonen zoals bij een werkproef.
::Oefening 3::
De geleider houdt zijn hond vast aan de halsband; de pakwerker bevindt zich dicht bij de geleider. De pakwerker probeert weg te lopen. Op dit moment mag de geleider zijn hond reeds aanmoedigen. Op ongeveer 30 m en op bevel van de keurmeester laat de geleider zijn hond los, terwijl de pakwerker een halve draai maakt, naar de hond toegaat al roepend en met de stok zwaaiend (maar niet gebruikt).
De hond moet bijten, laat hij los en herneemt hij daarna onmiddellijk zijn beet zal men hiermee geen rekening mee houden.
Eens de hond goed gebeten heeft, zal de keurmeester een teken geven aan de pakwerker waarop deze zich stilhoudt. De hond moet bij hem blijven en mag hem niet verlaten. Zelfs indien de hond na losgelaten te hebben de pakwerker opnieuw bijt, zal deze fout niet als erg aanzien worden. Op een teken van de keurmeester gaat de geleider zijn hond terughalen (niet roepen).
Beoordeling van deze oefening:
De hond moet kunnen bijten en vasthouden. Hij mag de pakwerker niet verlaten. De hond moet zijn karakter, stabiel evenwicht, strijdlust, verdedigingsdrang, moed en zelfzekerheid laten uitschijnen. Ook hier moet de hond geen ervaring laten zien zoals bij een werkproef. Aan de hand van deze verschillende oefeningen moet men zich een oordeel kunnen vormen over het karakter en de graden van moed, aanval, verdediging, onverschrokkenheid die specifiek zijn voor de boxer.
::Oefening 4::
Test van sociaal gedrag.
Vier honden worden met hun geleider op het terrein geplaatst op één lijn en om de 5 meter. De geleider vertrekt met de aangelijnde hond aan de voet. Hij slalomt langs de vier honden met een afstand van 2 meter tussen zijn hond en de andere op hun plaats blijvende honden.
Beoordeling van deze oefening:
Er zal weinig belang worden gehecht aan het volgen van de lijn. Men zal vooral de aanvalsneiging van de hond ten opzichte van de te kruisen honden aandacht schenken. Zelfs als de hond met een zekere hevigheid naar de andere honden toegaat, zal dat niet als agressiviteit worden beschouwd. Men zou er rekening kunnen mee houden maar het niet zwaar laten doorwegen in de eindbeoordeling. Enkel wanneer de hond zware agressiviteit vertoond zal hij strafpunten oplopen.
B. MORFOLOGISCHE TESTEN:
Voor de morfologische beoordeling moet de hond waarlijk zeer goed zijn om geselecteerd te worden. Evenwel dienen sommige punten speciaal in het oog gehouden te worden:
HET VOORKOMEN: vierkante snuit, rechte neusbrug, te natte neusspiegel, correct masker, goed geplaatste lippen, goed gemarkeerde stop en kin. Voldoende en diepe borstkas, voldoende ontwikkelde voorborst, correcte ruglijn, goed gehoekte achterhand die aan het gangwerk een krachtige stuwing geeft en vooral ook soepelheid bij het draven.
Zullen niet geselecteerd worden...
1. Honden met een steeds zichtbare tong.
2. Honden met hoektanden die buiten de bovenlip uitsteken (zelfs in heel matige gevallen) of honden waarvan de snijtanden zichtbaar blijven.
3. Honden met een oogkleur boven 3B.
4. Honden waarvan het gebit met 6 of 7 overeenstemt.
5 & 6. De snijtanden staan voor de hoektanden; de hoektanden staan onvoldoende wijd uiteen.